Kerstmis wordt gevierd op 25 en 26 december. De geboorte van het Kerstkind, Jezus van Nazareth in de stal in Bethlehem, wordt dan gevierd. Het Lukas-evangelie vertelt over de herders die de blijde boodschap hoorden die een engel hen bracht, terwijl ze ’s nachts de wacht hielden bij hun kudde. De kerstnacht is de nacht van 24 op 25 december. De zon is dan al over zijn diepste punt heen en in veel huizen staat een kerstboom waarvan de lichtjes het beeld van het goddelijke licht weergeven. Door de geboorte van het Kerstkind is het goddelijke licht op aarde gekomen.
Kerstmis werd niet altijd op de avond van 24 december gevierd. 24 december is de dag die verbonden is me het verdrijven van Adam en Eva uit het paradijs en heet ‘Adam-en-Eva-dag’. Bij de geboorte van Jezus is de verlossing van de zondeval door het eten van de appel in het paradijs een feit geworden. 25 december werd vastgelegd als de geboortedag van Jezus, direct beginnend na middernacht met de ‘heilige nacht’. In vele plaatsen in Europa, in dorpen op het platteland, werden in vroegere eeuwen kerstspelen opgevoerd. Als oude traditie werd een paradijsspel opgevoerd op Adam-en-Eva-dag, en op de dag erna een kerstspel. Uit het plaatsje Oberufer zijn nog enkele bijzondere, oude lekenspellen bewaard gebleven die op veel plaatsen in Nederland en andere delen van de wereld in vertaling met Kerstmis opgevoerd worden. Deze traditie wordt voornamelijk in stand gehouden in plaatsen waar een vrijeschool is. De spelen worden opgevoerd door de leerkrachten en eventueel ouders voor de leerlingen, ouders en vrienden. De appels waarmee de kerstboom versierd wordt moeten ons herinneren aan de appels die in het paradijs aan de boom hingen ter kennis van goed en kwaad.
Kerstmis is het feest der liefde. De dag van de geboorte van het Kerstkind wil ons herinneren aan deze liefde, die mensen in zichzelf wakker moeten roepen. Door voor een ander iets te doen wat hem vreugde bezorgd, kan de christelijke liefde beoefend worden (bron: Leven met het jaar).
In de groep wordt het kerstverhaal weergegeven door de seizoenstafel die zich vanaf eerste advent steeds verder opbouwt. Zo staat het stalletje al te wachten en is ‘kindje Jezus’ nog bij de engelen terwijl Jozef en Maria met het ezeltje op weg zijn en steeds dichterbij de stal komen. We zingen in de kring kerstliedjes (luister ze bij het kopje liedjes), herhalen het versje ‘achter de hoge toren’ keer op keer en vertellen over de herders en het lammetje dat zoek geraakt was. De posters, kaarten en transparanten op het raam worden aangepast aan de kersttijd. Tijdens de weken voor kerst maken we zelf kaarsjes van een lontje en bijenwas, waarbij de kinderen vol verwondering komen kijken en ze steeds dikker en dikker zien worden. Wanneer de vierde kaars op de adventskrans brand, dat is bij ons iets eerder in verband met de kerstvakantie, vieren we Kerstmis. Jozef en Maria zijn dan aangekomen bij het stalletje en Jezus ligt in de kribbe. Aan de hand van de liedjes vertellen we het kerstverhaal. Alle kinderen gaan naar huis met een kerstkaarsje waarmee ze thuis het licht mogen ontsteken.