Driekoningen

Op 6 januari is het Driekoningen. Vroeger was het een algemeen gebruik om de kerstboom te laten staan tot en met Driekoningen, binnen de antroposofie is dit nu nog steeds een gebruik. Volgens de overlevering zou het weghalen van de boom vóór Driekoningen, ongeluk brengen. We zetten, net als vroeger gebruikelijk was, de figuurtjes van Driekoningen niet meteen in de kerststal, maar pas op 6 januari, met Driekoningen. De figuurtjes worden elke dag een stapje dichter naar de kerststal gezet, ze zijn immers nog ‘onderweg’ en zullen pas op 6 januari de stal bereiken.         

Volgens vele oude afbeeldingen en beschrijvingen gelden voor de gewaden voor de koningen speciale kleuren. Rood voor koning Melchior die het goud offerde, blauw voor koning Balthasar, die wierook bracht en groen voor koning Caspar die mirre aanbood. Deze offergaven kan men ook als symbolische gaven zien. Zo wordt het goud verbonden met een inzicht in de goddelijke geestelijke wereld, wierook met de offerbereidheid en de menselijke deugd en de mirre voor de verbinding van de mensenziel met het eeuwige, onsterfelijke. 

Met Driekoningen bakt men het koningsbrood of de koningstaart; er wordt één boon (of twee witte en één bruine), amandel of muntstuk in verstopt en degene die hem vindt is die dag “koning(in)”. Een gebruik is dat degene die de koning is, die dag de baas in huis mag zijn. Hij of zij mag een activiteit kiezen voor die dag, of bepalen wat er die avond gegeten gaat worden. De boon in de koek is ook afgeleid van heidense gebruiken. Op vrijescholen worden er drie bonen meegebakken, degen die de eerste boon vindt is Melchior, de tweede is Balthasar en de derde Caspar. Voor deze drie kinderen is er een (door de leerkracht gemaakte) kroon die mee naar huis mag. Deze koningen krijgen ook nog wel eens een page (bediende) die hem die dag helpt. 

Op 6 januari is het Driekoningen. Vroeger was het een algemeen gebruik om de kerstboom te laten staan tot en met Driekoningen, binnen de antroposofie is dit nu nog steeds een gebruik. Volgens de overlevering zou het weghalen van de boom vóór Driekoningen, ongeluk brengen. We zetten, net als vroeger gebruikelijk was, de figuurtjes van Driekoningen niet meteen in de kerststal, maar pas op 6 januari, met Driekoningen. De figuurtjes worden elke dag een stapje dichter naar de kerststal gezet, ze zijn immers nog ‘onderweg’ en zullen pas op 6 januari de stal bereiken.         

Volgens vele oude afbeeldingen en beschrijvingen gelden voor de gewaden voor de koningen speciale kleuren. Rood voor koning Melchior die het goud offerde, blauw voor koning Balthasar, die wierook bracht en groen voor koning Caspar die mirre aanbood. Deze offergaven kan men ook als symbolische gaven zien. Zo wordt het goud verbonden met een inzicht in de goddelijke geestelijke wereld, wierook met de offerbereidheid en de menselijke deugd en de mirre voor de verbinding van de mensenziel met het eeuwige, onsterfelijke. 

Met Driekoningen bakt men het koningsbrood of de koningstaart; er wordt één boon (of twee witte en één bruine), amandel of muntstuk in verstopt en degene die hem vindt is die dag “koning(in)”. Een gebruik is dat degene die de koning is, die dag de baas in huis mag zijn. Hij of zij mag een activiteit kiezen voor die dag, of bepalen wat er die avond gegeten gaat worden. De boon in de koek is ook afgeleid van heidense gebruiken. Op vrijescholen worden er drie bonen meegebakken, degen die de eerste boon vindt is Melchior, de tweede is Balthasar en de derde Caspar. Voor deze drie kinderen is er een (door de leerkracht gemaakte) kroon die mee naar huis mag. Deze koningen krijgen ook nog wel eens een page (bediende) die hem die dag helpt. 

Voor de kinderen op de peutergroep maken we een kroon. Hoe fijn is het dat ze op deze leeftijd nog allemaal koning zijn! De kinderen lopen gedurende de week rond 6 januari in de kring met hun kroon op terwijl we de Driekoningen liedjes zingen (zie de pagina met liedjes). En stralen dat ze dan doen!